Kitesurfen is een relatief jonge sport, maar de oorsprong van onze sport blijft een mysterie. Er doen verschillende verhalen de ronde over pioniers uit Frankrijk, Nederland en Hawaï. Waar komt vliegeren eigenlijk vandaan en hoe zijn wij in Nederland met de sport in aanraking gekomen? Stefan van der Kamp onderzocht het en neemt ons mee terug in de tijd.
Man die opstaat om het land te verdedigen
Over het algemeen wordt aangenomen dat de draak uit China komt. Het verhaal gaat dat de filosoof Mo Di (468-376 v. Chr.) de eerste vlieger op de top van de berg Lu liet vliegen. Deze houten vlieger was behoorlijk zwaar en heeft maar één dag gevlogen. Mo Di droeg zijn kennis over aan Lu Ban, die het ontwerp verbeterde. Hij gebruikte bamboe en zijde, waardoor de vlieger lichter werd en maar liefst drie dagen in de lucht kon blijven. Overigens zijn deze vliegers niet als speelgoed ontworpen. Ze werden gebruikt voor militaire doeleinden. Daarom waren ze groot genoeg voor mensen om te vliegen. Zowel de Chinezen als Japanners gebruikten de kracht van vliegers om spionnen of sluipschutters uit de lucht te krijgen. Tegenwoordig wordt dit in het kitesurfen "manlifting" genoemd en wordt het beschouwd als een extreme tak van de sport. Pas toen de koninklijke familie en aristocraten van vliegeren begonnen te genieten, werden er ook vliegers ontwikkeld voor recreatieve doeleinden. De uitvinding van papier maakte vliegers goedkoper en al snel verspreidden vliegers zich onder de mensen.
Draken speelden een belangrijke rol in het bijgeloof van de Chinezen. Tijdens het Qing-tijdperk (1644-1911) geloofde men dat het opvliegen van een vlieger (en dan loslaten) ervoor zou zorgen dat iemands ongeluk en ziekte wegvliegen. Nu kan dit worden afgeschreven als een dwaas bijgeloof, maar het is zeker een goed bijgeloof. Vliegeren zorgt ervoor dat je buiten in de frisse lucht blijft en je zorgen even vergeet.
Pocock gooit zijn dochter in de lucht
Tegen het einde van de 13e eeuw bracht de ontdekkingsreiziger Marco Polo de spannende verhalen over draken naar Europa. Het duurde echter tot de 16e eeuw voordat er daadwerkelijk met vliegers werd gevlogen in Europa. De Engelse onderwijzer George Pocock (1774-1843) gebruikte een 9 meter lange vlieger met een zadel om zijn dochter Martha 80 meter de lucht in te tillen. George Pocock experimenteerde verder en toonde aan dat zijn vliegers ook voertuigen konden voortbewegen. Hij ontwierp de Charvolant-buggy met behulp van twee vliegers op een enkele lijn van meer dan 400 meter. Omdat de regie moeilijk was in de opbouw, werd het nooit een succes. Pocock adviseerde reders ook om vliegers te gebruiken, bijvoorbeeld bij schipbreuk. In 1903 stak de pionier Samuel Cody het Engelse Kanaal over in een boot met een vlieger.
Van praktisch gebruik tot recreatieve sport
Het duurde even voordat vliegers gebruikt werden voor plezier op het water. Wat niet veel mensen weten is dat de Nederlander Gijsbert Adrianus Panhuise als eerste het kitesurf patent registreerde in 1977. In zijn patent staat dat het gaat om 'een watersporter die op een surfplank staat met een veiligheidsgordel om'. lijnen van een parachute zijn bevestigd: gevormd windapparaat is bevestigd'. Panhuise kwam op het idee omdat het een eigen zeil- en windsurfschool had op Corsica. Hij had net het windsurfen uitgevonden en toen een vriend van het Vreemdelingenlegioen hem een oude kapotte parachute gaf, kreeg Panhuise een idee. Hij verkortte de lijnen en ging met lichte zijwind het water op op een brede windsurfplank. Hij noemde het parasurfen. Deze parachute had geen depowersysteem, dus het was behoorlijk veeleisend voor de armen. Terug in Nederland nam Panhuise een keukenbedrijf over en had daardoor geen tijd meer om zijn patent uit te werken. Zijn patent is nooit commercieel gebruikt en is sindsdien verlopen.
Een belangrijker patent werd opgeëist door de Franse broers Bruno en Dominique Legaignoux. Ze maakten een ontwerp voor een opblaasbare vlieger eind jaren 70. Hoewel dit niet de eerste opblaasbare vlieger was, dienden de broers een patent in dat veel bedrijven gebruikten om hun producten te ontwikkelen. Ook aan de andere kant van de wereld waren er serieuze experimenten. Het was de Hawaiiaan Cory Roeseler die deze sport voor het eerst beoefende. Met ski's en deltavliegers slaagde hij er al in 1987 in om hoogte te behouden. Hij vervaardigde (en patenteerde) zijn bedieningsstang met een katrolsysteem waarmee de lijnen snel konden worden binnengehaald. Het duurde echter even voordat de sport aansloeg bij het grote publiek. In 1996 maakten onder andere Laird Hamilton en Manu Bertin de sport populair voor de kust van het Hawaiiaanse eiland Maui. In die tijd kwam ook de Wipika kite op de markt met opblaasbare onderdelen en een eenvoudig hoofdstel dat het opnieuw lanceren vanaf het water vergemakkelijkt. In Frankrijk brengen de gebroeders Legaignoux deze Wipika op de markt en werken ze verder aan een nieuw 'arc'-patent. In dat jaar vindt de Franse windsurfer Raphael Salles speciale kitesurfplanken uit en eind 1998 is kitesurfen een extreme sport die over de hele wereld door enkele fans wordt beoefend. De eerste wedstrijd is in 1998 in Maui en Flash Austin wint.
Kitesurfen in de laaglanden
In 1996 reist een groep Nederlanders, waaronder Ruud Overwater, naar Maui en ziet Laird Hamilton tegen de wind in zeilen met een vlieger. Hij rent niet hoog en er is een jetski om Laird te helpen als zijn vlieger in het water valt. Dit lijkt geen serieuze sport, maar de interesse is gewekt bij deze groep Nederlanders. Brunotti's boardshaper Jinne Sietsma krijgt in 1998 een Wipika-vlieger en laat een jongen die uitproberen op het strand van Scheveningen. De jongen rent niet weg en de lokale windsurfers zijn verre van onder de indruk. Toch zijn er anderen die in Nederland kitesurfen. Mike Verwater en Niels Aarts richten de eerste kitesurfschool op genaamd Take Off. Ruud Overwater windsurft nog steeds en vliegt in 1999 terug naar Maui, waar de tijd niet heeft stilgestaan. Daar ziet hij Lou Wainman en Elliot Leboe geavanceerde tricks uitvoeren en op wakeboards op het water springen terwijl de windsurfers heel weinig wind hebben om te zeilen.
Terug in Nederland kopen Ruud Overwater, Erik Huis, Otto le Grande, Bram Hoogendijk en Rinse Elgersma samen een C-quad 6.3, een halfronde vlieger die niet makkelijk vanaf het water te herstarten is. In Jinne Sietsma hebben ze een board van kites gebouwd van 1.90 m lang, vrij kort voor die tijd. Na twee weken samen trainen met een board en een kite, kopen ze een Wipika en een wakeboard, en richten zich van daaruit uitsluitend op het kitesurfen. In datzelfde jaar vindt in Zandvoort de Freestyle Windsurfing World Cup plaats. Levende legende Robby Naish doet hier ook aan mee. Het strand is vol. Tussen zijn windsurfsessies door gaat Robby Naish met zijn vlieger het water in en maakt sprongen van meters hoog en tien meter breed. Het publiek vergeet de hitte van het windsurfen en stroomt naar rechts waar Robby Naish aan het kitesurfen is. Dankzij dit indrukwekkende schouwspel neemt de sport een grote vlucht. Dat jaar is er al een heuse wedstrijd in Wijk aan Zee, waar de Duitser Dirk Hanel met de eer vertrekt, en Niels Aarts als beste Nederlander uit het water komt. In het jaar 2000 zijn veel windsurfers begonnen met kitesurfen. Het Nederlands kampioenschap in 2000 trekt veel toeschouwers en wordt gewonnen door Ruud Overwater. Op dat moment is de NK een mix tussen directionals, twintips en wakeboarden.
theezakjes
Tijdens het Nederlands kampioenschap 2001 in Zandvoort beheersten de Nederlanders ook een groot repertoire aan trucs. Met een combinatie van tafelbladen, voor- en achterrollen wint Ruud Overwater het Nederlands kampioenschap, op de voet gevolgd door Harry Vogelezang. Kitesurfen ging in die tijd vooral over vliegen. Het dashboard werd bijna gezien als een remsysteem. De Fransen noemen kitesurfen flysurf. Volgens Ruud kon je toen zien of je op het water kon lopen doordat je van het strand werd getild. Als dit niet het geval was, had je heel weinig druk op je kite. Geen wonder dat veel windsurfers kitesurfen vroeger als "theepakkers" beschouwden. Door het ontbreken van een degelijk depowersysteem werden kitesurfers als theezakjes van het strand getild. Met de komst van vierlijnsvliegers werd de sport al snel gemakkelijker. Het werd mogelijk om de draak te onteigenen. De sport werd meteen een stuk veiliger.
broedplaats voor talent
De internationale kampioenen worden gevolgd door Kevin Langeree, Youri Zoon en Ruben Lenten, die op jonge leeftijd begon met kitesurfen. Twintip heeft bewezen het meest geschikte board te zijn om te racen. In 2005 won Ruben Lenten het Red Bull King of the Air event op Maui en met een uitzending op Veronica was er landelijk veel aandacht voor kitesurfen. Het moment van internationaal succes voor de Nederlandse kitesurfers nadert. Kevin Langeree werd tweede in de PKRA in 2006, 2007 en 2008 voordat hij het Wereldkampioenschap won in 2009. Youri Zoon wint het Wereldkampioenschap in 2011 en 2012.
De sport begint zich nu te onderscheiden door de opkomst van verschillende disciplines. Twintip freestyle is niet meer de enige vorm van kitesurfen waarbij je wereldkampioen kunt worden. Golfsurfen wint wereldwijd aan populariteit en er komt een aparte wereldbekertour. In 2012 won de zesvoudig Nederlands kampioen freestyle Jalou Langeree het wereldkampioenschap in de wave-discipline. Kitesurfing wordt ook onderdeel van de International Sailing Federation, waarmee het op de deur klopt om deel te nemen aan de Olympische Spelen. Even lijkt het erop dat de Nederlandse Katja Roose de Olympische Spelen zou halen als kitesurfen voor een korte tijd Olympisch is in plaats van windsurfen. Dit besluit zal worden teruggedraaid, maar het zal niet lang meer duren voordat kitesurfen een Olympische discipline is. In atletiek staat Katja Roose in 2011 en 2012 bovenaan de wereldranglijst. Eén ding is zeker. Nederland heeft zich internationaal op de kaart gezet als broedplaats voor het beste kitesurftalent.
Dit artikel komt uit Access #4 2014, te bestellen bij onzeOnline winkel. Je kunt het ook voor het gemak doen.abonneedus alle uitgaven gaan vanaf nu naar je deurmat, zodat het je niet meer aan een nummer ontbreekt.